Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Hij de volgende gelijkenis. ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de ander een tollenaar. De Farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf:
“God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei:
“God, wees mij zondaar genadig.” Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’
De mensen probeerden ook kleine kinderen bij Hem te brengen om ze door Hem te laten aanraken. Toen de leerlingen dat zagen, berispten ze hen. Maar Jezus riep de kinderen bij zich en zei:
‘Laat ze bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie:
wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan!’